Lisette Verkerk in Peru

HZG 177 De rijkdom van Peru – deel 4

Khanka of bolletjesmutsje
Niet moeilijk, wel tijdrovend

Een traditioneel mutsje voor de meisjes is de ‘khanka’. In het Quechua, de oude indianen taal betekent dit zo iets als ruw, onregelmatig verwijzend naar het enigszins ruwe, onregelmatige oppervlak van de kleine gekleurde bolletjes waarmee het mutsje is versierd. Een van de oude gebruiken in de regio Lares is dat de grootmoeder, Mama Grande, voor haar kleindochter dit traditionele mutsje breit.

De khanka is een traditioneel meisjesmutsje uit het Andesgebergte dat met tientallen kleine gekleurde bolletjes is versierd. Een van de oude gebruiken in de regio Lares is dat de grootmoeder, Mama Grande, voor haar kleindochter dit traditionele mutsje breit. In het Quechua, de oude indianentaal, betekent dit zo iets als ruw, onregelmatig,verwijzend naar het enigszins ruwe, onregelmatige oppervlak van de bolletjes.
In deze regio wordt vanuit het verleden geweven en gebreid met alpacawol. Het wolproces bestaande uit het verzorgen van de dieren, het knippen van de wol, het spinnen met een spintol, het verven met cochenilleluizen en -planten en het weven op een heupgetouw is echter erg arbeidsintensief. Daarom kopen steeds meer vrouwen kant- en-klare garens in Cusco, sneller te verwerken en bovendien in bijna elke kleur en wolsoort verkrijgbaar.
Vroeger was de khanka donker van kleur. Niet alleen het mutsje, maar ook de bolletjes werden gebreid van een donkere alpaca- of schapenwol, zwart of heel donkerbruin. Door de beschikbare kant- en klare garens is de khanka tegenwoordig heel kleurrijk.

Werkwijze van de bolletjes
De wol wordt getwist met een spintol. Dit wordt in Peru veel toegepast bij weefsels en breisels die gelijkmatig, dicht en vast moeten worden. In de ogen van de hooglandindianen getuigt vast handwerk van groot vakmanschap. Daarnaast is het functioneel: wind- en tot op zeker hoogte waterdicht, oersterk en slijtvast. De manier van breien is anders dan we in Nederland kennen. Je breit in het rond, op vijf pennen die aan één kant een haakje hebben, net als een haaknaald. Het breiwerk houd je voor je, de werkdraad loopt om de hals en is op die manier gespannen. Met de duim wordt de draadspanning geregeld.

Bij de kankha’s van de bergdorpen in de regio Lares worden de bolletjes direct meegebreid. Voor een mooi resultaat kies je een basiskleur voor de muts en brei je een aantal toeren in de tricotsteek. Op het gewenste moment voeg je een bolletje in en breit deze vast met een steek. Bij elke nieuw toer van kleur bolletjesdraad wisselen. Het breien gebeurt aan de averechte kant van het werk: je steekt de rechternaald door de steek op de linkernaald en pakt de gespannen draad op met het haakje van de rechterbreinaald en trekt deze door de steek. Door de naald aan de voorkant in de lus op de linkernaald in te steken ontstaat er een ribbelsteek; door de naald aan de achterkant in de lus op de linkernaald in te steken een tricotsteek.
Lisette: brei je alle gewone steken met de naalden met de haakjes, glijdt dat haakje door de steek? Ja, alle gewone steken brei je met de naalden met haakjes en het haakje glijdt door de steek. Het haakje gebruik je om de draad op te pakken en door de lus te trekken. Omdat de hooglandindianen heel vast breien is het haakje heel nuttig.

Losse bolletjesdraden
In principe worden de bolletjes gebreid met van te vmoren gemaakte losse bolletjesdraden. Vrouwen en kinderen haken in verloren uurtjes met hun vingers de bolletjes in uiteenlopende kleuren. Dat gaat als volgt:

1. Maak een opzetlus door de draad om de linkerwijsvinger te slaan.
2. Pak met duim en wijsvinger de werkdraad op door de opzetlus.
3. Trek de lus door en daarna goed aan. Er is nu een steek gehaakt. Pak een nieuwe lus op.
4. Haak drie tot vijf steken, steeds de lus lang doortrekken en de onderliggende steek aantrekken.
5. Vouw het aantal gehaakte steken dubbel en breng de lus tot over de steken, onder de opzetsteek langs en trek stevig aan zodat de lus van gehaakte steken zich sluit en een mooi bolletje vormt. Meestal ligt het goede aantal steken voor een bolletje tussen de drie en vijf. Meerdere steken maken vaak een lus.
6. Punt 1 tot en met 5 herhalen. Tussen de bolletjes een ruimte van ongeveer een centimeter vrijlaten.

Het haken van de bolletjesdraad is niet moeilijk, maar de kunst om de afstand tussen de bolletjes niet te groot te maken vergt enige oefening. Overigens kunnen deze ook met een haaknaald gehaakt worden. Dat is niet de oorspronkelijke manier van werken, maar wel veel eenvoudiger om de afstand ertussen klein te houden.
Voor het maken van een motief, bijvoorbeeld een bloem, is het eenvoudiger om de bolletjes later met een haaknaald te maken. Daarbij de goede kant van het breiwerk naar boven houden en de bolletjesdraad aan de achterkant. Haaknaald in het breiwerk steken, een bolletje oppikken en doortrekken.

Categorie: Blogs - geschreven door Lisette op 1 juni 2013 om 22:56